Zo verloopt meertalige taalverwerving
Het belang van thuistalen
Het belang van motivatie
Zo verloopt meertalige taalverwerving
Meertalige taalontwikkeling kan op twee manieren verlopen: simultaan of successief.
Simultane taalverwerving
Bij simultane taalontwikkeling verwerven kinderen verschillende talen tegelijk. Ze ontwikkelen dus meer dan één moedertaal. Hun taalontwikkeling verloopt zoals de taalontwikkeling van eentalige kinderen, alleen leren ze meerdere talen tegelijkertijd. Hierdoor verloopt het proces soms iets trager. Kinderen die meerdere talen tegelijk leren, willen bovendien niet altijd in al hun talen praten. Ze gebruiken soms ook de verschillende talen door elkaar. Dat is een uiting van hun meertaligheid en vormt geen probleem. In het meertalige brein zijn de talen niet gescheiden maar juist verbonden. Kinderen leren hun taalsystemen van jongs af aan te scheiden. Ze weten met wie ze welke taal het best spreken en met wie ze kunnen mixen.
Kinderen die simultaan meerdere talen leren, ontwikkelen vaak vroeger een metalinguïstisch bewustzijn. Dat betekent dat ze soms al op twee jaar kunnen nadenken en praten over de eigenschappen van taal en over hoe je taal gebruikt. Dat is veel vroeger dan de meeste kinderen die successief een taal verwerven.
Successieve taalverwerving
Kinderen die successief een taal verwerven, hebben al een basiskennis van hun moedertaal wanneer ze starten met het leren van een nieuwe taal. Ze bouwen dan voort op de kennis die ze al hebben in hun eerste taal.
Simultane en successieve taalontwikkeling zijn beide succesvolle routes tot meertaligheid. De gekozen route heeft geen invloed op de uiteindelijke taalvaardigheid van de kinderen. Verschillende andere factoren spelen een rol tijdens de taalverwerving, maar niet op het verloop ervan. De taalverwerving verloopt altijd volgens hetzelfde, vaste stramien.
Soms heeft vroeg starten met het leren van een taal wel een voordeel. Zo leer je gemakkelijker de juiste uitspraak als je op jonge leeftijd een taal leert.
Hoe lang duurt het om een taal onder de knie te krijgen?
Het tempo om taal te leren verschilt sterk van kind tot kind. Wel doorlopen kinderen die mondelinge taal verwerven, altijd dezelfde fases. Dat zie je in het schema mondelinge tweedetaalverwerving bij kinderen. Uit het schema blijkt dat je tijd nodig hebt om een taal te leren. De tijdsduur geeft weer hoeveel tijd het gemiddeld kost om een fase te doorlopen. De looptijd begint zodra je in contact komt met de nieuwe taal. Als je al andere talen kent, dan sla je soms bepaalde fases over of doorloop je ze sneller. Elke fase heeft een reeks typerende kenmerken. Het schema geeft bij elke fase aanwijzingen voor activiteiten die op dat moment zinvol zijn. Dit is een aanknopingspunt voor de klaspraktijk. Het heeft weinig zin leerlingen oefeningen aan te bieden die vooruitlopen op hun ontwikkeling. Dat zal niks uithalen.
Het duurt gemiddeld twee jaar voor een kind een tweede of volgende taal mondeling in alledaagse situaties kan gebruiken. Het gaat dan om taal die je bijvoorbeeld gebruikt als je naar de bakker gaat. Op school moeten kinderen echter complexere taalvaardigheden toepassen. Bovendien is de schooltaal veel abstracter. Je moet in de schooltaal ook wiskundige begrippen kennen, redeneringen maken, teksten interpreteren of praten over kennis. Voor kinderen van wie de schooltaal de tweede taal is, duurt het gemiddeld 5 tot 7 jaar om de schooltaal onder de knie te krijgen. Dit is slechts een aanwijzing: ook 10 jaar is nog normaal. Dat betekent voor veel Brusselse kinderen dat ze de schooltaal soms pas machtig zijn als ze de basisschool verlaten.
Het belang van thuistalen
Talen verdringen elkaar niet
Lange tijd leefde het idee dat talen elkaar verdringen als je er nieuwe leert. Dat elke nieuwe taal plaats inneemt van de talen die je kent. En omgekeerd. Alsof elke taal die je leert een ballon vormt in je hersenen. Elke nieuwe taal is dan een nieuwe ballon die de aanwezige ballonnen wegdrukt. De plaats die de thuistaal bezet, is dan niet meer vrij voor de schooltaal. Dan lijkt de thuistaal de schooltaal in de weg te staan. Dat beeld is trouwens nog niet helemaal verdwenen. Het verklaart waarom de thuistaal vaak in een slecht daglicht staat.
Professor Jim Cummins zag in dat taalleren zo niet verloopt. Hij ontwikkelde een theorie die verklaart waarom talen elkaar niet verdringen. Volgens die theorie komt alle kennis die je in verschillende talen verwerft terecht in één reservoir. Alle talen putten uit datzelfde reservoir.
Het ijsbergmodel van Jim Cummins
Cummins stelde de talen die je verwerft voor als ijsbergen. De afzonderlijke ijsbergen boven het wateroppervlak zijn de zichtbare en hoorbare aspecten van de verschillende talen die je leert. De hoogte van de toppen hangt af van je talenkennis. Niet elke taal verwerf je immers even grondig. De contexten waarin je talen nodig hebt, bepalen heel sterk hoe diepgaand je ze leert. Je talenkennis hangt trouwens ook af van hoe vaak je een taal gebruikt. De hoogte van de ijsbergtoppen verandert zo voortdurend.
Onzichtbaar onder het wateroppervlak zijn die ijsbergen verbonden. Dat gemeenschappelijke deel is een niet-talige kennisbasis. Hierin zitten alle aspecten waarop je voor alle talen een beroep doet. Het gaat om complexere cognitieve vaardigheden zoals abstract denken, lezen en kennis van de wereld. Daar bouw je op verder als je een tweede (of derde, of vierde…) taal leert. Inzichten die je in de ene taal verwerft, helpen om een andere taal te begrijpen en sneller verbanden te leggen. Dat blijkt bijvoorbeeld heel duidelijk als je nieuwe woorden leert. Als je al een naam kent voor een concept, hoef je enkel een nieuw label te plakken. Dit betekent dat een sterk ontwikkelde thuistaal zorgt voor een sterkere verwerving van het Nederlands. Ban dus de thuistaal niet volledig uit de klas en zeker niet uit de huiskamer.
Thuistalen in de klas?
Het is evident dat het Nederlands de onderwijstaal is en blijft. Het ijsbergmodel leert dat de thuistaal een opstap is naar de schooltaal. Kom meertalige kinderen tegemoet door de taalkennis die ze al hebben te activeren. Hoe doe je dat?
- Laat ouders met hun kinderen de taal spreken die ze het beste beheersen.
- Maak thuistalen zichtbaar op school en waardeer ze.
- Besteed aandacht aan gelijkenissen en verschillen tussen de schooltaal en de thuistaal.
- Geef ruimte aan de thuistaal in de mate dat jij dat haalbaar vindt.
Bekijk concrete activiteiten die de thuistaal als opstap gebruiken.
Nadelig?
Een goede ontwikkeling van de thuistaal heeft dus positieve gevolgen voor de volgende talen die je leert. Die positieve gevolgen zijn er alleen als je de thuistaal goed verwerft en voldoende ondersteunt. Sommige ouders van meertalige kinderen kennen nauwelijks Nederlands. Toch krijgen ze de goedbedoelde, maar nadelige raad om zoveel mogelijk het Nederlands te gebruiken met hun kinderen. Dit holt het gemeenschappelijke kennisreservoir uit.
Ook als je de thuistaal niet waardeert, tast dat het fundament van de ijsberg aan. Dan ervaren leerlingen de schooltaal als een opgedrongen taal. Dat is niet alleen nadelig voor het welbevinden van de leerling. Het staat zelfs het leren van de schooltaal in de weg. Hierdoor verslechteren de onderwijsresultaten en komen de toekomstkansen van de leerlingen in het gedrang.
Download hier een affiche waarmee je mensen welkom heet in verschillende talen.
Het belang van motivatie
Er zijn verschillende factoren die invloed hebben op hoe vlot de meertalige taalverwerving verloopt. Hoe diepgaand heb je je eerste taal verworven? Hoeveel taalaanbod krijg je? Heb je voldoende productiekansen en krijg je feedback? Eén factor is echter cruciaal: dat je gemotiveerd bent om de taal te leren. Motivatie ligt als het ware als een film over het hele taalleerproces en is allesbepalend. Het is de belangrijkste voorwaarde om een nieuwe taal te kunnen verwerven.
Motivatie bepaalt je gedrag en je inzet als je een nieuwe taal leert. Tegelijk is motivatie complex en veranderlijk. Complex omdat het afhankelijk is van de persoon die de taal leert, de omgeving waarin die persoon de taal leert en de motieven om die taal te leren. Die complexiteit bepaalt ook het veranderlijke karakter van motivatie. De behoefte om een taal te leren kan wegvallen als je de taal niet langer lijkt nodig te hebben, als je geen kansen hebt om de taal te beoefenen, enz.
De kans dat je de nodige inspanningen wilt leveren, hangt grotendeels af van:
- de verwachting of je ook succesvol zal zijn bij het leren van de taal.
Ervaar je succes? Kun je met de taal bereiken wat je wilt? Hoe gaat de omgeving om met fouten? - de waarde die de taal voor jou en je omgeving heeft.
Kun je de taal ook buiten school gebruiken? Heeft ze in jouw sociale groep waarde? Vindt jouw familie de taal belangrijk? Vinden jouw vrienden het leuk om die taal met jou te spreken? Vind je de taal op zich interessant of leuk? - de autonomie die je hebt in de taal.
In hoeverre heb je zelf controle over je leren en hoe je met de taal omgaat?
De Brusselse context vormt hierin een stevige uitdaging. Leerlingen hebben buiten de schoolmuren weinig kansen om Nederlands te spreken. Het Nederlands speelt bovendien vaak enkel een rol in hun schoolcarrière, maar zelden erbuiten. Zo krijgt het voor sommige leerlingen daarom zelfs een negatieve connotatie.
Als leraar kun je gelukkig de motivatie van leerlingen verhogen door bewust op de drie factoren in te zetten. Ook als één van de factoren wat minder aanwezig is, kun je dat compenseren door extra aandacht te geven aan de andere factoren. Bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat je uitdagende, maar haalbare doelen stelt en die ook expliciteert, door voor veel interactie te zorgen in de klas of door leerlingen vanuit eigen interesses mee de inhoud van lessen te laten bepalen.
Bronnen
- www.meertaligheid.be (geraadpleegd op 1 oktober 2020)
- www.metrotaal.be (geraadpleegd op 1 oktober 2020)
- Cummins, J. (1979). Linguistic interdependence and the educational development of bilingual children. Review of educational research 49, 22-51.
- Orioni, M. (2017). Het meertalige kind. Een eerste kennismaking. Amsterdam, Nederland: Uitgeverij Van Gennep.
- Sierens, S., Bultynck K., Ramaut G (2013). Evaluatieonderzoek van het project 'Thuistaal in onderwijs' (2009-2011). Geraadpleegd op 1 oktober 2020. Zie www.steunpuntdiversiteitenleren.be/onderzoek/evaluatieonderzoek-van-het-project-thuistaal-in-onderwijs
- Van den Branden, K. (2022). How to teach an additional language: to task or not to task? (Vol. 15). John Benjamins Publishing Company; Amsterdam.