Effectieve didactiek

Hoe zorg je voor effectieve lessen waarin de leerlingen echt tot leren komen? Hierover bestaat er heel wat onderzoek. De inzichten uit dat onderzoek monden uit in didactische aanwijzingen voor effectieve didactiek. Uiteraard gelden die in de meertalige context evenzeer.

Daarnaast betekent effectief leren in een meertalige context dat je voortdurend aandacht hebt voor doeltreffend talen leren. Talen leren in een schoolse context lukt het best in functionele, communicatieve activiteiten waarin tegelijk aandacht gaat naar de taalvormen die erin zijn ingebed. Dit noemen ze in de literatuur focus on form. Meer informatie vind je hierover in het stuk Zo leer je een taal.

In Brussel is meertaligheid de norm. Als Brusselse leerkracht in een meertalige klas combineer je dus de principes van effectieve didactiek met taaldidactische principes.

© VGC - fotograaf Lander Loeckx
Taaldidactische principes

Taaldidactische principes

Effectieve didactiek in de meertalige klas

Effectieve didactiek in de meertalige klas

1. De noticing hypothese

Een leerling kan een taalvorm pas leren als hij die ook opmerkt (in het Engels: ‘noticing’). Dit betekent dat je de aandacht van leerlingen bewust moet richten op woorden of constructies die ze moeten kennen. Het is immers ondoenbaar iets te leren wat je niet eens opmerkt.

Wijs leerlingen daarom gericht op taalvormen en geef er grammaticale uitleg bij. Door bijvoorbeeld aan te geven dat in het Nederlands het werkwoord ‘dekken‘ bij tafel hoort, is de kans groter dat de leerlingen dit ook oppikken. Zo merken ze die taalvormen ook op in natuurlijke contexten en ontdekken hoe je die gebruikt.

Ook voor zinsbouw is dit zinvol. Denk aan de woordvolgorde in zinnen die niet beginnen met het onderwerp. In het Nederlands pas je dan inversie toe. In vele andere talen gebeurt dat niet. In het Nederlands zeg je ‘Morgen ga ik naar school.’, maar in het Frans is het ‘Demain, je vais à l'école.’

Terug naar boven

Brussel Vol Taal
© VGC - fotograaf Thijs De Lange

2. Interactie, zowel tussen leerling en leerkracht als leerlingen onderling

Feedback heb je nodig om taal te verwerven. Om gepaste feedback te krijgen, mag in de interactie de talige kloof tussen de sprekers niet te groot zijn. Als leerkracht speel je daar vanzelf op in als je met leerlingen praat. Hou daar ook rekening mee als je groepen maakt. Dan leren de leerlingen via betekenisonderhandeling zich correcter, preciezer en explicieter uit te drukken.

3. Mondeling taalgebruik gaat schriftelijk taalgebruik vooraf

Taal die eerst mondeling, via interactie werd aangeleerd, beklijft beter. De leerling kan die taal juister en wendbaarder toepassen. Dit betekent dat een doeltreffende aanpak eerst in gerichte interactieonderdompeling voorziet. Bied nadien compact het regelsysteem aan en zorg voor uitvoerige mondelinge en schriftelijke oefening en verwerking.

4. Pushed output of ‘gedwongen’ productie

Door ervoor te zorgen dat leerlingen gericht nieuwe uitingen en constructies gebruiken, ervaren ze of hen dat goed afgaat. Het maakt hen bovendien bewust van wanneer die wel of niet gepast zijn. Daag leerlingen uit om niet terug te grijpen naar de veilige standaardzinnetjes en uitdrukkingen die ze al kennen. Leer hen risico’s nemen. Zo krijgen ze feedback en ervaren ze het nut van opnieuw proberen.

5. Taalleren is contextafhankelijk

Om taalontwikkeling te stimuleren, moet er sprake zijn van transfer-appropriate processing (TAP). Dit betekent dat wanneer leerlingen de leerstof aangeleerd krijgen zoals ze die uiteindelijk moeten toepassen, ze dat nauwkeuriger kunnen. Dit leerprincipe verklaart onder meer waarom leerlingen tijdens spellingstaken erin slagen woorden correct te schrijven, maar dit voor dezelfde woorden niet kunnen in vrije schrijfopdrachten. Daarom is het belangrijk om aandacht te hebben voor vormaspecten in natuurlijke communicatie. Dan slagen leerlingen er beter in om rekening te houden met vormaspecten in de interactie dan wanneer ze die geïsoleerd leerden.

Brussel Vol Taal
© VGC - fotograaf Dieter Hoeven

6. Vlotheid stimuleren

Om taalelementen te doen beklijven is het nodig dat ze frequent terugkomen en regelmatig geoefend worden. Inzetten op vlotheid is daarom nodig. Om taalelementen goed in te slijpen en ze duurzaam te leren, moeten ze gespreid in de tijd regelmatig terugkomen. Voor herhaling geldt bijgevolg ‘less is more’. Een beperkte set taalelementen treedt dan op als kapstok om nieuwe taalelementen aan op te hangen.

Terug naar boven

7. Ruimte voor eigen taalinput

Eenzijdig inzetten op enkel de doeltaal is minder efficiënt dan ook de thuistalen of andere gekende talen toe te laten. Andere talen zijn vaak een snelle opstap om nieuwe talen te leren. Bovendien staat vast dat iedereen die een nieuwe taal leert, gebruikmaakt van de eigen eerste taal.

Effectieve didactiek in de meertalige klas

Hoe zorg je voor effectieve lessen? Zes auteurs uit Nederland en België gingen op zoek naar wat werkt volgens wetenschappelijk onderzoek. Ze verbonden deze inzichten met de klaspraktijk en filterden twaalf instructieprincipes of 'bouwstenen'. In het boek ‘Wijze lessen: 12 bouwstenen voor effectieve didactiek’ geven ze uitleg bij de instructieprincipes. Ze verklaren vanuit wetenschappelijk onderzoek waarom die bouwstenen werken. Daarnaast verduidelijken ze via voorbeelden hoe je deze bouwstenen kunt toepassen in de klas. Het volledige boek kun je downloaden op www.ou.nl/web/wijze-lessen. Je vindt er ook extra voorbeelden, beeld- en videomateriaal.

In Brussel is meertaligheid de norm. De bouwstenen bieden ook een houvast voor een effectieve didactiek in die meertalige context. Ze hebben eveneens een positieve impact op de aanpak van het vreemdetalenonderwijs.

Hoe die bouwstenen werken in een meertalige context, staat hieronder op deze pagina globaal beschreven. 

Hoe gaat dat dan in de klas? Download hieronder een overzicht met concrete tips en voorbeelden per onderwijsniveau.

    Brussel Vol Taal
    © VGC - fotograaf Lander Loeckx

    Bouwsteen 1. Activeer relevante voorkennis

    Wat je al weet, bepaalt wat en hoe snel je leert. Nieuwe kennis hecht zich het beste vast aan de kennis die je al hebt. Geef waar kan de leerlingen een kapstok om nieuwe kennis aan op te hangen en te begrijpen.

    Meertalige kinderen hebben heel vaak voorkennis in een andere taal dan de schooltaal. Probeer aan te sluiten bij wat ze al kennen, in welke taal ook. Daarvoor heb je wat kennis nodig over

    • je leerlingen (kindkennis);
    • hoe je talen leert;
    • waar je informatie vindt over talen.

    Zelf hoef je uiteraard niet alle talen te kennen. In de vreemdetalenlessen zitten bovendien vaak kinderen voor wie die doeltaal geen vreemde taal is. Zet ook die voorkennis in.

     

    Terug naar boven

      Bouwsteen 2. Geef duidelijke, gestructureerde en uitdagende instructie

      Besteed voldoende tijd aan duidelijke, gestructureerde en uitdagende instructie. Door de doelen scherp te stellen voor jezelf, stem je de instructie beter af op wat je bij leerlingen wil zien. Je motiveert leerlingen door je instructie niet te vereenvoudigen, zodat ze er een uitdaging in zien. Meertalige kinderen hebben soms andere instructie nodig dan moedertaalsprekers. Zij hebben immers andere talige voorkennis. Om gerichte instructie te geven, heb je zelf inzicht nodig in de eigenaardigheden van de doeltaal. Concreet betekent dit dat je  kennis nodig hebt over het Nederlands als vreemde taal (NT2). Soms moet je vormelijke eigenschappen van de taal nadrukkelijk benoemen.

      Je helpt meertalige leerlingen met Nederlands leren

      • door je aanbod aan te passen, zonder te simplificeren;
      • door expliciete instructie te geven over aspecten die voor Nederlandstaligen vanzelfsprekend zijn.

      Datzelfde principe passen leerkrachten toe in de vreemdetalenles. Zij expliciteren de eigenaardigheden van de vreemde taal voor hun leerlingen.

      Bouwsteen 3. Gebruik voorbeelden

      Hoe goed je instructie ook is, soms kan één voorbeeld het verschil maken. Uitgewerkte voorbeelden maken een ingewikkelde uitleg soms overbodig.

      Grammatica en feedback op taal zijn ook sneller duidelijk via een voorbeeld dan via een ingewikkelde uitleg. Het maakt concreet wat je bedoelt. Zelf model staan (modeling) maakt ook duidelijk waar het over gaat.

      Bouwsteen 4. Combineer woord en beeld

      Leerlingen kunnen informatie die je tegelijk via woord en beeld aanbiedt gemakkelijker opslaan dan wanneer je alleen woorden gebruikt. Het is veel minder belastend bij het leren om het visuele en auditieve kanaal tegelijk in te zetten. Daardoor vindt de informatie gemakkelijker haar weg naar het langetermijngeheugen.

      Bij talen kun je onder meer met prenten extra ondersteuning bieden. Daarnaast ondersteunen audiovisueel materiaal, algoritmes en schema’s de talige input en wat de leerlingen over taal  moeten leren.

      Terug naar boven

      © VGC - fotograaf Lander Loeckx

      Bouwsteen 5. Laat leerstof actief verwerken

      Leerlingen die actief aan de slag gaan met de leerstof onthouden er veel meer van. De verwerking zorgt dat ze zich de leerstof eigen maken.

      Zeker voor het verwerven van talen is het belangrijk daarbij actief de taal te laten gebruiken. De leerlingen verankeren de leerstof samen met de taal die ze erbij nodig hebben. Dankzij interactie over de les en verwerkingsopdrachten ga je samen met de leerlingen na of ze de leerstof begrepen hebben. Zo ondervinden ze ook zelf of ze voldoende taal ter beschikking hebben om ermee aan de slag te gaan.

      Terug naar boven

      Bouwsteen 6. Achterhaal of de hele klas het begrepen heeft

      Als je de hele klas betrokken wil houden, moet je weten of iedereen mee is. Alleen zo hou je de focus op wat de leerlingen moeten leren.

      Taal vormt een extra barrière bij het leren in de klas. Sommige leerlingen haken af doordat ze de boodschap niet begrepen hebben. Anderen hebben de les wel begrepen, maar hebben nog niet voldoende taal opgepikt om die kennis in te zetten. In de meertalige context moet je die barrière overwinnen om voor effectieve kennisverwerving te zorgen.

      Bouwsteen 7. Ondersteun bij moeilijke opdrachten

      Leerlingen die een opdracht niet zelfstandig kunnen uitvoeren, hebben tijdelijk individuele en aanpasbare ondersteuning (scaffolds) nodig.

      Ook voor het talige aspect van de les zijn die scaffolds nodig. Scaffolds voor taal zijn evenzeer nodig buiten de taalles. Die scaffolds kunnen heel uiteenlopende vormen van ondersteuning zijn:

      • metalinguïstisch kennis opbouwen in de eigen taal,
      • andere talen inzetten,
      • woordenlijstjes aanleggen,
      • de context gebruiken, enz.

      Terug naar boven

      Brussel Vol Taal - logo
      © VGC

      Bouwsteen 8. Spreid oefening met leerstof in de tijd

      Om leerstof vast te zetten en vaardiger te worden in wat je leert, werkt het veel beter om oefeningen in de tijd te spreiden. Meerdere korte oefensessies hebben meer effect dan één lange oefensessie.

      Uiteraard is dit ook van toepassing op het leren van talen. Gespreide oefening en gespreid moeten ophalen van taal (en grammatica) zorgt voor een betere vastzetting. Wie een taal leert, ondervindt dat het niet altijd even eenvoudig is om het geleerde opnieuw op te halen uit zijn geheugen. Daar moeite voor moeten doen, zorgt ervoor dat het inslijpt... Enkel als je de taal regelmatig gebruikt in een betekenisvolle context, verwerf je de taal echt.

      Terug naar boven

      Bouwsteen 9. Zorg voor afwisseling in oefentypes

      Tijdens het oefenen, wissel je het beste de oefentypes af. De variëteit houdt het boeiend en leert leerlingen verschillende oplossingsstrategieën.

      Om talen goed te verwerven, is het belangrijk dat een heel deel van de kennis moeiteloos opgehaald kan worden om gemakkelijk betekenis over te brengen. Aandacht voor vorm is daarnaast ook van belang om je nauwkeurig te leren uitdrukken. Vanzelfsprekend is het nodig om beide aspecten te oefenen met verschillende types oefeningen. Wissel driloefeningen voldoende af met uitgewerkte toepassingen en taken die aan de vaardigheden werken.

      Bouwsteen 10. Gebruik toetsing als leer- en oefenstrategie

      Leerlingen versterken hun geheugen als ze er actief informatie uit ophalen. Deze retrieval practice breng je door (korte) toets- en testmomenten op gang.

      Om via taal betekenis over te brengen, moeten leerlingen heel wat tegelijk toepassen: ze moeten

      • vlot woorden ophalen uit hun geheugen,
      • vaste uitdrukkingen gepast gebruiken,
      • de juiste grammaticale vormen toepassen.

      Ook daarvoor helpt de retrieval practice. Je helpt de leerlingen door regelmatig testen in te bouwen die nagaan of ze daarin slagen. Zo onthouden ze beter en langer.

      Terug naar boven

      © VGC - fotograaf Lander Loeckx

      Bouwsteen 11. Geef feedback die leerlingen aan het denken zet

      Effectieve feedback geeft leerlingen houvast over hoe ze de leerdoelen kunnen bereiken. Het geeft hen informatie over waar ze staan in het leerproces. Zulke feedback zet hen aan het denken en lokt actie uit.

      Taal leren is complex en feedback geven is complex. Voor talen is het aangewezen om heel gericht aspecten uit te kiezen waarop je feedback wil geven. Hoe geef je bijvoorbeeld goed feedback op vormelijke fouten die leerlingen maken? Weeg goed af welke soort feedback het meeste leerwinst zal opleveren bij het vlot en accuraat leren van taal. Zowel bij te veel als te weinig feedback op hun taal, haken leerlingen af.

      Terug naar boven

      Bouwsteen 12. Leer je leerlingen effectief leren

      Hoe beter leerlingen zelf handvatten kunnen gebruiken om effectief te leren, hoe beter ze erin worden. Dat levert de meeste leerwinst op.

      Voor de meertalige omgeving bestaan er eveneens handvatten en leerstrategieën waardoor je leerlingen talen sneller en beter verwerven. Al die strategieën gelden voor alle talen. Alle leerlingen profiteren ervan, ongeacht de talen die ze kennen.