Laat leerlingen met eenzelfde thuistaal een opdracht samen voorbereiden. Tijdens de voorbereiding gebruiken zij hun thuistaal. Dat maakt het gemakkelijker om voorkennis te activeren of de inhoud goed onder de knie te krijgen. Nadien maken ze de opdracht in het Nederlands. De verworven kennis en concepten zetten ze om naar het Nederlands. De leerling plakt als het ware nieuwe etiketten op gekende concepten en haakt aan bij de kennis die de leerling al in het Nederlands opbouwde. De leerling legt nieuwe betekenisrelaties tussen woorden en diept de bestaande kennis uit. Zo is de thuistaal een opstap om beter tot leren te komen in het Nederlands.
Als je doordacht het volledige taalrepertoire inzet van de leerlingen, bevorder je bovendien hun welbevinden. Dat heeft een positieve invloed op het leerproces en verhoogt het leerrendement.